Methodiek

Fase-model | Goed genoeg opvoederschap

Het traject in ons moederkind-gezinshuis is gebaseerd op het beoordelingskader “Goed Genoeg Opvoederschap (GGO)”, uit de richtlijn “Gezinnen met meervoudige en complexe problemen (Jeugdhulp en Jeugdbescherming)”. Hierin zijn o.a. de 14 basisrechten van een kind vastgelegd. Moeder wordt vooraf verteld dat haar opvoederschap wordt beoordeeld. Een plaatsing in ons moederkindhuis is veelal het laatste alternatief voor een uithuisplaatsing van de kinderen. Wij zijn gebonden aan de wet en hebben een signaleerfunctie. Bij grote zorgen of onveiligheid hebben wij de plicht dit te melden volgens de “wet meldcode”.

Vanuit de richtlijn GGO worden samen met moeder leerdoelen opgesteld en deze worden aangevuld met met persoonlijke leerdoelen van moeder zelf. Tezamen vormt dit het individuele begeleidingsplan. Het traject in ons moederkind-gezinshuis bestaat uit 4 fases met toenemende zelfstandigheid. Elke fase kan verlengd worden als moeder meer tijd nodig heeft. Het traject van moeder en de ontwikkeling van de kinderen wordt periodiek geëvalueerd met de PB-er, behandelcoördinator, regievoerder of gezinsvoogd.

Fase-model

De leerdoelen GGO worden aangevuld met persoonlijke leerdoelen van moeder. Daarnaast wordt ook het (kunnen) respecteren van de algemene huisregels en andermans grenzen meegewogen in de beoordeling van goed genoeg opvoederschap. Dit wordt vastgelegd en geëvalueerd in het begeleidingsplan.

Het traject in ons moederkindhuis bestaat uit 4 fases:

1. ZIEN  -> 2. ZORG  ->  3. ZELFREDZAAM  ->  4. ZELFSTANDIG

In elke fase is het mogelijk uit te stromen. De aard van de uitstroom is afhankelijk van de opvoedvaardigheden van de moeder. De leerdoelen worden dagelijks en wekelijks geëvalueerd en gescoord. Bij het succesvol doorlopen van de fases neemt ook de zelfstandigheid toe, zoals het aantal zelfzorgdagen per week en weekenden logeren op een goedgekeurd adres.

Fase 1: Zien

Deze fase duurt 6-8 weken en is bedoeld om te wennen, alle praktische zaken te regelen en zicht te krijgen op de leerdoelen. Aan het einde van deze fase ligt er een begeleidingsplan met daarin persoonlijke leerdoelen, samengesteld door moeder, PB-er, regievoerder of gezinsvoogd (indien betrokken). Een aantal leerdoelen wordt gekozen om actief mee aan de slag te gaan in Fase 2.

Fase 2: Zorg

In deze fase gaat moeder aan de slag met de basis voorwaarden van “Goed Genoeg Opvoederschap”. Deze fase duurt 16 weken met een tussenevaluatie na 8 weken. Is de basis na 16 weken nog niet op orde dan kan deze fase worden verlengd.

Fase 3: Zelfredzaam

Moeder groeit in zelfstandigheid en laat tijdens zelfzorgdagen zien of ze de structuur en vaardigheden uit Fase 2 kan toepassen. De begeleiding observeert en rapporteert en stuurt bij. Het aantal zelfzorgdagen per week wordt geleidelijk uitgebreid en is daarbij afhankelijk van de voortgang van het proces. Deze fase duurt 16 weken met een tussenevaluatie na 8 weken. Is meer oefening nodig dan kan deze fase worden verlengd.

Fase 4: Zelfstandig

Dit is de afsluitende fase met veel zelfstandigheid waarbij wordt toegewerkt naar uitstroom. Moeder denkt na over de hulpvragen m.b.t. de volgende woonplek. Er wordt in overleg met regievoerder of gezinsvoogd een uitstroomprofiel gemaakt waarmee een geschikte vervolgplek met passende begeleiding kan worden gezocht.

Uitstroom

Trajecten kunnen in elke fase eindigen. Uitstroom in Fase 1 en 2 is indicatief voor tekortschietend opvoederschap en resulteert meestal, maar niet altijd, in uithuisplaatsing (UHP) van de kinderen.. Uitstroom in Fase 3 is indicatief voor problematisch opvoederschap met uitstroomadvies: moeder en kind(eren) gaan wonen in een setting waar 24/7 begeleiding beschikbaar is. Uitstroom in Fase 4 is indicatief voor goed genoeg opvoederschap met als uitstroomadvies: moeder en kinderen gaan zelfstandig wonen met ambulante begeleiding.

Ambulant

Intern. Als er nog geen passende vervolgplek beschikbaar is kan moeder gedurende een overbruggingsperiode in ons moederkind-gezinshuis blijven wonen en min of meer zelfstandig functioneren, waarbij alle huisregels en afspraken van kracht blijven.

Extern. Moeder wil in de buurt van ons moederkindhuis blijven wonen. Er wordt een aanvraag gedaan voor een sociale huurwoning via de werkgroep bijzondere bemiddeling (WBB). Moeder ontvangt ambulante begeleiding en ons moederkind-gezinshuis fungeert als inloophuis/begeleiderspost.